In het Nederlandse kantoor van de stichting Forest Stewardship Council zitten Kemna en zijn collega Roel Nozeman aan een lange, houten tafel. Op het blad ligt een uitgave van Land+Water waarin de producent van kunststof meerpalen, steigers en dergelijke zegt dat het gebruik van tropisch hardhout leidt tot ontbossing en dat daarom kunststof de voorkeur verdient. Beiden lopen in de praktijk vaak tegen dergelijke opvattingen aan. 
“En dat is jammer, want het klopt niet”, beweren Kemna en Nozeman. Het tweetal gaat terug naar de klimaattop in Rio de Janeiro, de earth summit van de Verenigde Naties in 1992. Zoals gebruikelijk kwamen de politieke leiders er niet uit om maatregelen te treffen die de roofkap van oerwouden een halt toeroepen. Een jaar later werd in het Canadese Toronto – op initiatief van milieuorganisaties uit 25 landen en de houthandel – de stichting FSC opgericht. Het hoofdkantoor staat in Bonn; Nederland heeft een eigen vestiging met acht medewerkers. 

Duurzaam beheer 
Het doel van FSC is te komen tot duurzaam beheer van de bossen in de wereld. Het gaat daarbij vooral om de tropische bossen, maar ook die in bijvoorbeeld Zweden en Polen verdienen bescherming. “Het belangrijkste is dat wij de mensen die eigenaar zijn van het geboomte leren dat zij op den duur een boterham kunnen verdienen aan duurzaam beheer ervan”, vertelt Kemna. “Natuurlijk, als ze alles in één keer kappen, dan komt er een klap geld binnen, maar dan is het ook op. Wie het woud goed beheert, heeft tot in lengte van jaren een uitstekende inkomstenbron. Bovendien creëert dat langdurige werkgelegenheid voor de beheerders en de houthakkers. En de mensen die in het bos wonen, kunnen er blijven wonen. Dat geldt natuurlijk ook voor de dieren en planten, voor het hele ecosysteem.” 
Nozeman legt uit dat een beheerder – vaak bedrijven of overheden – heel wat moet doen om een FSC-certificaat te krijgen. “Dat begint met een nulmeting: in kaart brengen wat het woud herbergt aan flora en fauna. Vervolgens moet hij een beheerplan opstellen en voorleggen aan een onafhankelijke certificeerder. Zijn bosareaal verdeelt hij over dertig jaarvakken, elk jaar mag maar in één vak gewerkt worden. En per hectare haalt hij er één tot drie bomen per jaar uit. Als je nagaat dat het hout van een flinke tropische boom op de markt gemiddeld € 10.000 waard is, dan zie je dat er desondanks goed te leven valt van een FSC-bos. Door te vragen naar FSC-hout geven wij een woud zelf economische waarde, waardoor het interessanter wordt om een goed bosbeheerder te zijn, en een alternatief voor het geheel kappen van een bos.”

“Hout heeft de laagste milieulasten. Je moet niet vergeten dat een boom tijdens zijn groei ook heel veel CO2 opslaat”

Ketenbeheer
FSC-certificeerders geven dus niet zomaar een certificaat af en controleren bovendien of de partijen hun verplichtingen nakomen. Elk jaar gaat er een auditor naar de bosbeheerder en controleert in de boekhouding en in het bos of de beheerder zich aan de afspraken in het beheerplan houdt.
“Ook zijn de houthandel en zijn aannemers gecertificeerd”, zegt Kemna. “Je moet immers zeker weten dat de goede en foute houtstromen niet door elkaar gaan lopen. Alleen aannemers die FSC-gecertificeerd zijn, kunnen dat aantonen.”
Bij de controles in de bossen wordt ook nagegaan of de dieren van de nulmeting er nog zijn. “Dan zie je dat FSC-bosbeheerders het opnemen tegen stropers, want als door hun toedoen het aantal diersoorten achteruitgaat, lopen zij het risico hun FSC-certificaat te verliezen. En daar hebben ze flink in geïnvesteerd.” Inmiddels is 182 miljoen ha woud FSC-gecertificeerd. Dan hebben we het over ongeveer 5 procent van het totaal aan bos. “Er is een enorme groeikans”, concludeert Nozeman.

Duurzaam inkopen
De aannemers – ruim 1.000 in Nederland - die zich hebben gecertificeerd voor het leveren van FSC-hout, liepen hiermee voorop bij het besluit van de Rijksoverheid om per 2015 100 procent duurzaam in te kopen. “En daar worden ze soms behoorlijk in teleurgesteld, want beleid en praktijk lopen mijlenver uit elkaar, zo blijkt”, zegt Nozeman, verwijzend naar het onderzoek dat FSC Nederland onlangs heeft laten uitvoeren.
Juist het gebruik van duurzaam hout is een middel om ontbossing tegen te gaan, stelt het tweetal. “Feit is dat in de grond-, weg- en waterbouw bijna de helft van het toegepaste tropische hout niet aantoonbaar duurzaam is. En bijna dagelijks worden houten bruggen en beschoeiingen vervangen door kunststof of stalen exemplaren op basis van incorrecte milieuargumenten. Als belangrijke vragende partij heeft de overheid veel invloed op de markt van duurzaam hout. Zij heeft bovendien een voorbeeldfunctie, versterkt door het uitdragen van haar duurzaam inkoopambitie. De overheid heeft de sleutel in handen om van de toepassing van duurzaam hout in Nederland een vanzelfsprekendheid te maken.”

Milieueffecten materiaalkeuze fietsbrug (bron: Beco, 2013)

Levenscyclusanalyse
Het Agentschap NL/RVO heeft in september 2013 een vergelijkende studie gepubliceerd van de levenscyclus van fietsbruggen uitgevoerd in staal, beton, composiet en hout. “De milieueffecten zijn heel sterk verschillend”, legt Kemna uit. “In het onderzoek is tropisch hardhout toegepast uit een FSC-bos in Kameroen. De studie toont aan dat de transportkosten slechts een kleine impact hebben in vergelijking met de negatieve milieueffecten van de productie van andere materialen. Wij betwijfelen of inkopers van Rijk, gemeenten, provincie en waterschappen deze informatie wel hebben en er gebruik van maken.”
Staal, beton en vooral composiet gebruiken heel veel energie (lees: CO2-uitstoot) tijdens de productiefase, waardoor de milieukosten veel hoger uitvallen dan gecertificeerd hardhout. “De Vereniging Kunststof Composieten Nederland was zo geschrokken van die uitslag dat zij zelf een corrigerend LCA-onderzoek heeft laten doen. Maar de uitkomst was hetzelfde: hout heeft de laagste milieulasten. Je moet niet vergeten dat een boom tijdens zijn groei ook heel veel CO2 opslaat”, aldus Kemna.

Kosten doorslaggevend
De GWW is de grootste sector die tropisch hardhout gebruikt. “Dat heeft te maken met de aard van de projecten en de gevraagde prestaties”, legt Nozeman uit. “De laatste jaren is echter sprake van een afname, hoewel duurzaam tropisch hardhout een zeer milieuvriendelijk materiaal is en bovendien goed bosbeheer stimuleert. Daarom hebben we ook onderzocht op welke aspecten de inkopers een keuze maken. Dan blijkt dat slechts acht van de honderd ondervraagden spontaan het milieubelang als belangrijke overweging noemt. 31 mensen noemt kosten, op de voet gevolgd door prestatie en levensduur. Maar bij doorvragen blijkt dat levensduur uiteindelijk ook een kostenfactor is. Uitstraling is twee keer zo belangrijk als milieueffecten als doorslaggevend argument bij materiaalkeuze. Dan gaat het om cultuurhistorische belangen of omdat een project in of nabij een natuurgebied ligt.”

Geen controle
Bijna alle respondenten melden dat duurzaam hout is opgenomen in de projectbestekken of contracten. Maar slechts 30 procent kiest een aannemer die inderdaad kan aantonen dat hij duurzaam hout toepast. Slechts in 6 procent van de contracten is sprake van controle van de factuur waarop de gecertificeerde aannemer specificeert dat duurzaam hout is geleverd. Bij het overgrote deel van de inkopers bij overheden is niet of nauwelijks bekend dat het gebruik van tropisch FSC-hout een belangrijk instrument is om tropische bossen juist te beschermen. “Ja, we hebben nog veel werk te doen”, concluderen Kemna en Nozeman.'


Auteur: Teus Molenaar
(Dit artikel verscheen eerder in nr 10 - oktober 2015 van magazine Land+Water)