'Ook in 2014 stond duurzaamheid hoog op de agenda’s van veel regeringen, actiegroepen en Raden van Bestuur. Tegelijk stromen de media nog steeds over van berichten over hoe de wereld bewust of onbewust doorgaat met onverantwoord leven en werken.

Wie de dagelijkse berichten hierover leest, kan wel eens moedeloos worden van de ogenschijnlijk gebrekkige voortgang.

Toch verandert er veel
Er zijn nog maar weinig beslissers en opinieleiders die zich afvragen of duurzaamheid wel een relevant thema is. In vele bestuurskamers leeft de vraag in welk tempo organisaties duurzamer kunnen en moeten werken. Zoals met elk groot onderwerp zijn er mensen die voorop lopen in hun drang om te veranderen en er zijn mensen die aangeven dat het allemaal wel wat rustiger kan. Al dan niet met goede redenen. Het is daarbij wel verwarrend dat sommige organisaties hard roepen dat er veel moet gebeuren terwijl ze in feite weinig doen. Omgekeerd zijn er veel organisaties die niet hoog van de toren blazen maar wel degelijk proberen hun steentje bij te dragen aan een duurzamere wereld. Alles bij elkaar is de massa, voorlopers en achterblijvers, vele malen constructiever bezig met duurzaamheid dan in het recente verleden.

De mate waarin de wereld werkt aan duurzaamheid is opmerkelijk als je bedenkt dat duurzaamheid als thema eigenlijk nog vrij jong is. Sommigen zien de start van maatschappelijke bewustwording rond dit onderwerp in Rachel Carson’s boek Silent Spring uit 1962. Dit boek was een van de inspiratiebronnen van de Club van Rome die in 1972 wereldwijde aandacht trok met hun rapport The Limits to Growth. De mainstream in wetenschap, politiek en bedrijfsleven trok zich in die tijd nog weinig aan van duurzaamheid als maatschappelijk belang. Het idee dat een organisatie hierin verantwoordelijkheid zou moeten nemen door Corporate Social Responsibility ofwel Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen was al helemaal ver weg. Typerend voor het toenmalige denken blijft de in de New York Times geplaatste opiniestuk van Nobelprijswinnaar Milton Friedman met de duidelijke titel: “The Social Responsibility of Business is to Increase its Profits”. Denken vanuit de belangen van stakeholders in plaats van alleen shareholders doen we pas sinds de jaren tachtig van vorige eeuw. Het herdefiniëren van de bottom line in de belangen van People, Planet, Profit gebeurde voor het eerst officieel door de Brundtland Commissie van de Verenigde Naties, in 1987. Pas in de jaren '90 en deze eeuw bloeiden op deze bases de aandacht van consultants, wetenschappers, journalisten en opinieleiders om meer te doen als organisatie dan winst maken.

Op de drempel van 2015 zijn we al enigszins gewend dat enkele grote organisaties duurzaamheid tot centraal thema hebben gepromoveerd. Voor Paul Polman, CEO van Unilever, is het vanzelfsprekend dat groei uitsluitend door duurzaam beleid mogelijk is. Unilever wil zijn omzet verdubbelen en zijn ecologische 'footprint' tegen 2020 halveren, onder andere door de totale supply-chain en alle grondstoffen duurzaam in te kopen. DSM ziet toekomst in de 'circulaire economie': de idee dat we alleen producten moeten gebruiken die we ook kunnen hergebruiken. Zo kun je al chemicaliën huren bij DSM, investeert het bedrijf in biobrandstoffen en doet het onderzoek naar technieken voor CO2-opslag, al is daar nog niks mee te verdienen. 'Mannen als Polman en Sijbesma verdienen een standbeeld', zei Marjan Minnesma van duurzaamheids- en innovatiegroep Urgenda onlangs in de Volkskrant. De reden: ze committeren zich persoonlijk en lopen voor de troepen uit. De helden van nu zijn ondernemers die succesvol investeren in duurzame groei, zoals Elon Musk met zijn Tesla Motors en Solar City. Gelukkig zijn het niet alleen deze blikvangers die serieus werk maken van CSR. Bij Tetra Pak zijn we ons al jaren bewust van de noodzaak om te investeren in duurzame ketens. Zo werken we in Benelux met nagenoeg 100% FSC gecertificeerd karton en leveren partnerships met WWF, Natuurmonumenten en andere NGO’s voor alle betrokkenen duurzame verbeteringen op. Samenwerking met onze klanten kan tot significante milieuverbeteringen leiden en we scoren uitstekend in het Carbon Disclosure Project. Ook middelgrote ondernemingen als tapijtleverancier Desso, afvalverwerker Van Gansewinkel en beddenfabrikant Auping zijn al jaren succesvol met de invoering van McDonough en Braungart’s Cradle-to-Cradle concept.

De klok tikt natuurlijk door. Het afgelopen jaar was het warmste in drie eeuwen temperatuurmeting. Er zijn nog maar weinig politici die in het openbaar durven te beweren dat het klimaat niet onder invloed staat van menselijk handelen.

Maar verandering gaat nu eenmaal vaak in kleine stapjes. De grote oliebedrijven willen nog maar weinig weten van alternatieve energie. Pioniers als Econcern gingen ten onder in hun duurzame ambities. Er is maar heel weinig geld van wereldverbeteraars als Tony Chocolonely dat daadwerkelijk de arme boeren bereikt die het wil helpen.

De vooruitgang in duurzaam leven en werken gaat volgens velen te langzaam. Diverse klimaattoppen, zoals onlangs in Lima, laten zien dat rijke landen en arme landen diepgaand van mening verschillen hoe de lasten en lusten van duurzaam beleid verdeel moeten worden. Het drijft sommigen bijna tot wanhoop, zoals auteur Naomi Klein, die in haar beststeller This Changes Everything de wereld waarschuwt dat radicale verandering vandaag nodig is. Het effect van een dergelijke oproep is vaak weer polariserend, hetgeen het tempo van verandering zelden goed doet.

Wie enige afstand neemt van deze ontwikkelingen moet toegeven dat, waar je ook staat in het debat, duurzaamheid als thema mainstream is geworden. Volgens sommigen is dat ook de verklaring dat ook President Obama steeds “groener” wordt. Als het niet uit overtuiging is dan wel uit electoraal besef. Zeker, er is nog een duurzame wereld te winnen. Maar verandering begint bij inzicht, en het goede nieuws is dat dit steeds duurzamer in de samenleving verankerd is.'